hart2
in je hart wil ik het deurtje zijn
als het zou
kunnen
als ik het zou mogen zijn
als ik het voor het kiezen had
dan zou ik
in je hart
het deurtje willen zijn
zomaar even
opendoen
als ik
weer eens
langskom
met een zoen
2002 als afscheid
afscheid van de jaren
waarin een
speurhond
nog beter zijn
werk deed
het zoeken naar
een hart dat
soms ineens
niet voor mij
klopte er niet was
afscheid van de jaren
die voor 2002 lagen
de letters dansen voor mijn ogen
de letters
die de woorden vormen
die de wonden
in mijn hart
nog dieper
verwonden
de letters
dansen voor mijn ogen
omdat ik
niet de
liefde van
jou won
de feest van de herkenning
de snaren van mijn hart
die je zachtjes bespeelt
de feest van de herkenning
dat jij me kent
jij alles al weet
de after party
nu het over is
verloren gevoelens
in het moment
dat ik me af vraag
wat ik met je wil
niet altijd mijn keus
niet altijd mijn keus
als een hart
niet blijf slaan
uit liefde
niet altijd mijn keus
als er geen keus
meer blijkt te zijn
niet altijd mijn keus
als het niet meer
is
dan het blijkt
te zijn
tartende harten van verlangen
tartende harten
van verlangen
dat slaat om
het verdriet
weg te werken
uit het leven
van het verlies
tartende harten
dat nooit laat
beseffen
waarom iets
net niet
liep
de storm is opgestoken
een opgebroken weg
die niet verder gaat
mijn hart
dat niet meer
voor jou slaat
de leegte
die er is
gekomen
de storm die
even opgestoken is
die er even was
is nu gaan liggen
niets is er nog
dat mijn hart
voor jou
harder laat
slaan
niet voor één nacht
hunkerende harten
smachtende lippen
grijpende handen
lichamen die
niet te stoppen zijn
passievolle nachten
altijd voor even
nooit voor lang
de streken van Cupido
elke keer
doet hij het weer
hij voed het verlangen
hij laat harten
sneller slaan
hij raakt in
gedachten
de stilte in mij aan
elke keer
doet hij het weer
laat me vlammend
van verlangen
telkens weer
verdwijnen
uit het hart
van die ander
oneerlijk spel
het spel
gespeeld
met het hart
waarin naast
de zelden
winnaar
altijd te veel
verliezers zijn
oneerlijk spel
met regels
die niemand kent
oneerlijk spel
waarin niet is
waarin niemand
echt winnen kan
opgeslagen in je hart
opgeslagen
in je hart
ben ik
als het
zoveelste bezit
als de zoveelste
die even binnen
mocht zijn
opgeslagen
als in een pakhuis
omdat jij
nog niet
de oplossing vind
hey die ken ik
hey die ken ik
ik zie hem gaan
hand in hand
met die andere man
samen lopen
ze door de straten
van de stad
hey die ken ik
hij was het
die mijn hart
brak
laat me de eerste en de laatste zijn
laat me
de eerste zijn
die je hart raakt
laat me de
laatste zijn
die het licht uit doet
als jij
voorgoed
het leven verlaat
ontmoeting met de bekende vreemde
de vlam
die smeulde
de walm
van het gedoofde
licht
ontmoeting
met de bekende vreemde
die mij
mijn verleden
laat herbeleven
die me
laat zien
hoe het vroeger was
ontmoeting met
een bekende vreemde
die mijn
hart raakt
niet van steen
mijn hart
bevroren
door de pijn
die telkens
weer op
mijn pad gekomen is
telkens weer
de illusie
dat het
waar zal zijn
dat je er was
nooit gezien
telkens gevoelt
mijn hart
is niet van steen
niet zo bang meer zijn
de bel is er wel
de deur
staat nu op
het nachtslot
mijn hart
is van alles
voorzien
om maar
niet te worden
geraakt
voorzichtig maar
niet meer
zo bang
wezen
zwarte koffie aan het begin van de dag
de dag begint
een dag
waarop mijn
wereld
mijn leven
anders kan zijn
ik open mijn
hart
drink zwarte koffie
rook mijn
zoveelste sigaret
zonder er bij stil te staan
een nieuwe dag
breekt aan
intussen drink ik water
intussen
als ik zit te wachten
op de zoveelste pijn
die mijn hart
misschien voorgoed
zal scheuren
die me voorgoed
doet beseffen
dat de liefde
niet voor mij
weggelegd kan zijn
drink ik water
spoel
mijn lichaam door
luister
naar de muziek
die mijn hart
laat slaan
me vertelt dat
ik jou
verloor
iemand de deur wijzen
de deur van mijn hart
vol met hangers
van metaal
sloten
waarvan de
sleutels zijn
verdwenen
de deur van mijn hart
is gesloten
je mag binnen
als je maar
lang genoeg
wilt wachten
totdat ik
de deur
echt open zet
alles bij me
hunkerend hart
ijzer om
te smeden
als het heet is
mesje
om de banden
te doorbreken
die me met
jou verbinden kan
alles bij me
omdat ik
naast het verlangen
bang ben
het heetste vuur
gevangen
in het heetste vuur
sta ik me
te verkillen
door de angst
die om mijn
hart zich
heeft neer gezet
gevangen
in de strijd
waarin naast
winnaars
ook vaak
verliezers zijn
waar bleef je nou?
langzaam
kom je mijn leven in
langzaam
zonder dat
ik je echt ken
je sluipt als
een ridder
met volle macht
mijn hart in
steeds als
ik aan je denk
ben jij er
die ik
in mijn hart
terug vind
durf jij mijn zon te zijn
durf jij
mij de warmte te geven
die mijn hart
ontdooien laat
durf jij
de hitte te zijn
waaraan ik
me niet verbrand
durf jij de zon te zijn
waar ik al
zolang naar
verlang?
als de magie maar niet ontbreekt
onbevangen
gevangen
door de blik
in je ogen
door de dingen
die je zegt
mijn hart
geraakt
gewoon
alsof het
thuiskomen blijkt
toch in angst
dat het mis zal gaan
de magie
die er zal moeten wezen
die moet ontstaan
melodie in de stemmen
de stemmen
die melodieus
door mijn
kamer klinken
zingen
het lied
van verlangen
van het gevoel
de stemmen
die een melodie
in mijn
hart
los maken
ik wil niet meer dat gebroken hart
het kleine stukje
van mijn hart
dat nog steeds
slaat
dat nog niet
geschonden is
door de hartenbrekers
die er steeds
weer zijn
ik bescherm mijn hart
mijn hart
zal nooit meer
gebroken zijn
mijn gevoelens naast me neer
het eeuwige gevecht
tussen mijn hart
en mijn verstand
mijn gevoel
mijn hoofd
zal ik niet meer aan gaan
ik ga niet verder in het spel
mijn gevoelens
leg ik naast me neer
zodat ik
vrij ben
vrijer dan ik
eigenlijk
wil zijn
de speurtocht zonder aanwijzingen
na elke liefde
begint het zoeken weer
naar een hart
dat misschien
echt wel slaat
voor mij alleen
elke toch
speurend in het rond
zonder aanwijzingen
ik vraag me af
hoe het toch komt
dat ik je nog
steeds niet
vond
de hoop en de teloorgang
de hoop
de teloorgang
van wat ik telkens
weer ervaar
aangeraakt
in mijn hart
geraakt door
jouw lach
de woorden
die je zegt
telkens weer
blijkt het
dan weer
niets te zijn
Hits: 131