verhaal3

In al haar onschuld

Duiken, nu snel rennen, pas op dat ze je niet zien”

Deze woorden hoorde ze terwijl ze rende voor haar leven.

Ze wist het, als ze nu niet veilig aan de overkant kwam, dan was het met haar gedaan.

De Duitsers zouden haar meenemen en haar opsluiten met alle gevolgen van dien. Ze was er gelukkig goed doorheen gekomen, zij wel, duizenden anderen niet helaas. Als ze er aan dacht wist ze het weer, dit kan en mag nooit meer.

Deze gedachten, de woorden, de hele vlucht komt weer boven, terwijl,45 jaar na dato, zij zit te breien in haar kamer in het grote verzorgingstehuis. Haar rollator staat in haar buurt, ze loopt er niet mee, ze kan heel goed zonder maar het is een perfect middel om te gebruiken. Alles heeft ze grondig doordacht, overwogen wat ze het beste kan doen, hoe ze het beste kan reizen. De hele zaak van a tot z bekeken, van onder en boven, ze is eruit hoe het moet, dus kan ze gaan.

Het begon zoals het altijd gaat, elke dag:

Ze ruimt haar spullen op, legt haar boodschappentas op haar mandje aan de rollator en loopt naar haar deur. Ze trekt haar lange zwarte jas aan, haar hoedje zet ze op haar grijze haar en loopt de gang op. Ze knikt vriendelijk naar haar buurtgenoten, die niet weten wat ze van plan is, ze loopt traag alsof ze niet snel kan kan lopen naar de lift. In de lift gaat ze rechtop staan, kijkt in de spiegel, ze ziet er goed uit, dat wat je ziet is dit keer niet wat je krijgt, zij weet het en nog slechts een paar anderen weten wat ze doet.

Ze loopt de straat op, loopt naar het bankje in het park, daar zit ze elke dag een tiental minuten, voelt met haar hand onder het bankje, in de hoop dat ze weer de bekende enveloppe vindt waarin staat dat ze weer mag. Elke dag is ze een ietwat teleurgesteld als ze er niets vindt, dit keer heeft ze geluk.

Onder de bank zit een envelop vast geplakt, voorzichtig haalt ze hem los, stopt hem in haar tas en loopt ze terug naar haar kamer in het verzorgingstehuis.

Terwijl ze langzaam loopt, klopt haar hart in haar borst, ze is zenuwachtig, ze mag weer en is heel benieuwd wat ze nu mag gaan doen. De opdrachten die ze krijgt zijn soms eenvoudig, soms ook heel erg ingewikkeld, soms moet ze reizen naar landen waar ze nog nooit van heeft gehoord, soms blijft ze in Nederland, maar dat er weer een spannend avontuur gaat beginnen, staat vast.

Zodra ze in haar kamer is, schuift ze snel haar rollator aan de kant, loopt snel naar haar stoel, pakt de brief uit haar tas en opent hem. Terwijl ze hem open maakt, valt er een vliegticket uit op haar schoot. Ze raapt hem op en kijkt, haar ogen worden groot, ze gaat naar Jordanië, het land waar ze van heeft gedroomd vanaf haar jonge jaren, een reis met een reisgezelschap dat haar dekmantel is.

Ze gaat 10 dagen volledig verzorgd naar dat land om te proberen contact te krijgen met een Nederlandse vrouw die daar woont. Niemand weet waar ze precies is, het is alleen bekend dat ze veel geheime informatie heeft over mensen die in hoog aanzien staan in diverse landen. De aanwijzingen zijn wat vaag, maar ze moet elke dag een blauw hoedje dragen met een witte roos, zodat deze vrouw met haar contact op kan nemen om haar de informatie te geven die zij mee moet smokkelen. Zij moet proberen deze vrouw te vinden en daarna de informatie die ze krijgt. mee te smokkelen naar Nederland om deze info dan te verstoppen onder het bankje in het park ,zodat het kan worden opgehaald en verwerkt.

Terwijl ze haar koffer pakt en de nodige dingen regelt in haar kamer, denkt ze na over wat ze nu moet zeggen tegen haar medebewoners waar ze heen gaat, ook waarom zo plotseling. Ze besluit te zeggen dat ze een reisje heeft gekregen van haar kinderen en dat ze over twee dagen al vertrekt. Gelukkig heeft ze wel de nodige prikken gehad voor allerlei ziektes, dit om te voorkomen dat ze wat oploopt.

Ze besluit om eerst maar haar kinderen te bellen dat ze een reis heeft gewonnen en dat ze gaat. Haar tweede zoon, werkzaam bij een reisorganisatie, spreekt ze het eerst, dat doet ze altijd in de hoop dat hij haar wat leuke tips kan geven over het land waar ze nu heen gaat. Ze vertelt er meteen bij dat ze met de Kerst dus niet thuis is. Haar kinderen reageren zoals ze al had verwacht, ze zijn teleurgesteld, maar wensen haar een goed reis. De bewoners van het verzorgingstehuis en de verzorgers vragen zich wel af of het wel goed is wat ze gaat doen, maar ze wuift alle bezwaren weg en zegt dat ze zal gaan.

Zoals altijd, als ze dit soort opdrachten krijgt, pakt ze haar koffer in, ze weet al precies wat ze mee moet nemen. Niet teveel spullen, ze moet niet vergeten haar blauwe hoed met witte roos, die ze speciaal voor dit soort reizen heeft gekregen, in te pakken, anders mislukt haar hele missie.

Haar geheime opdrachtgever heeft haar deze hoed stiekem doen toekomen, zodat ze voor de diverse contactpersonen herkenbaar is in de vele landen die ze al op deze manier bezocht heeft.

Het ging altijd goed, ze kreeg het land te horen, meestal ging ze mee met groepsreizen, zodat ze niet al te opvallend was, ze kreeg een aanwijzing wat ze mee moest nemen of wat er ging gebeuren, en ze ging. Dit soort reisjes maakt ze gemiddeld meestal 1 keer per jaar, soms mag ze vaker naar een land om daar haar geheime missie uit te voeren.

De volgende dag stapt ze met haar bagage in de taxi die voor haar huis staat. Ze kijkt nog een keer om en dan vertrekt ze naar Schiphol om haar vlucht te pakken naar Jordanië, het land waar ze altijd al graag heen wilde maar daar had ze geen geld voor. Ze zit wat voor zich uit te staren terwijl de taxi haar heerlijk naar het vliegveld brengt. Langzaam gaat ze terug naar haar jeugd, haar werk in het verzet voor Nederland, dit was niet altijd zonder gevaar, ze heeft veel mensen gered door ze mee te smokkelen, soms waren het kinderen die ze mee nam om hen ergens veilig te verbergen.

Tijdens het verzet heeft ze haar man leren kennen en samen hebben ze veel werk verzet en aangepakt. Na de oorlog heeft hij haar ten huwelijk gevraagd, waarop ze natuurlijk “Ja” heeft gezegd. Ze waren toen nog erg jong, onbezonnen, maar wisten waar ze aan begonnen. Ze heeft haar verhalen al vaak aan haar kinderen verteld, ze heeft veel kinderen, wel 10. Het katholieke geloof he, toen moest het nog van mijnheer pastoor. Ze heeft 5 jongens en 5 meisjes en ze doen het goed, hebben allemaal een prima baan, ze heeft een aantal kleinkinderen die dol op haar zijn. Ze heeft een mooi leven gehad tot dusver. Oké de dag dat haar man overleed was voor haar de zwaarste dag in haar leven.

Als ze bij Schiphol aankomt, is het eerste wat ze moet doen zorgen dat ze haar rollator kwijt raakt.

Ze gebruikt deze alleen als dekmantel in het normale leven. Ze is nog behoorlijk goed ter been en loopt als het moet haar kleinkinderen er uit. Ze loopt Schiphol binnen, kijkt even rond of ze ook haar zoon ziet die op Schiphol werkt.

Ze moet dan wegduiken, weet ze maar gelukkig hij is er niet. Ze loopt met haar rollator naar een afgesproken plek, daar kan ze deze laten staan, die wordt door iemand opgehaald en zodra ze weer terug is in Nederland zal hij weer op die plek staan met het cijfer slotje wat ze nu ook heeft. Ze zet hem onopvallend neer, kijkt rond en loop het toilet in. Daar draait ze haar jas om zodat haar zwarte jas ineens eruit heel anders uitziet met veel meer kleuren, nog even doet ze haar haar anders, pakt haar paspoort en loopt naar de douane. Ze heeft al geleerd dat ze niet te opvallend moet doen, dus ze loopt heel gewoon door de douane, zorgt dat ze niet opvalt met al haar spullen en komt aan in het niemandsland. Al die winkels die ze nu ziet, vindt ze niet zo bijzonder, ze kent het al dus waarom nog iets kopen, dat komt wel als ze op de terugweg is.

Terwijl ze op Schiphol rondloopt gaat ze langs de pinautomaat. Op het pasje dat ze heeft gekregen, staat altijd genoeg geld, zodat ze weet dat ze geld kan opnemen als ze dat wil.

Terwijl ze pint, kijkt ze rond of ze ook mensen ziet die dezelfde reis als zij gaan maken, plotseling ziet ze haar zoon door de brede gangen lopen. Ze weet niet hoe snel ze het dichtstbijzijnde toilet in moet hollen om te voorkomen dat hij haar ziet. Ze kan niet verklaren dat ze zonder rollator loopt, dus ze moet wel. Ze valt bijna in haar haast omdat de vloer zo glad is, maar herstelt zich en duikt de eerste de beste wc in en zakt op het toilet, ze zucht, dit had ze niet verwacht. Na een korte tijd gaat ze de toiletten uit en kijkt rond, gelukkig is haar zoon nergens te zien en ze loopt zo snel als ze kan naar de wachtplek voor haar vlucht naar Jordanië.

Het instappen gaat snel, voor ze het weet is het toestel opgestegen, ze zucht, ze heeft het weer gered dit keer. Terwijl ze lekker in haar vliegtuigstoel zit, met een vlucht van 5 uur voor zich, zakt ze terug in gepeins, ze ziet het weer voor zich, haar man die ineens ziek werd en voor ze het wist onder haar handen de dood in ging.

Binnen drie maanden was ze haar man kwijt, ze ziet hem nog steeds wegkwijnen in haar gedachten. Ze is trouw elke dag bij hem geweest, terwijl hij in het ziekenhuis lag. Steeds ging ze,soms alleen, soms met haar kinderen, maar meestal met haar dochter die werkzaam was in Den Haag op het één of andere ministerie,die vrij had kunnen nemen en dus veel bij haar was om haar te helpen in die moeilijke tijd. Ze heeft toen hij zijn ogen sloot zich vreselijk eenzaam gevoeld. Het gat waar ze in terecht kwam was enorm diep, ze wist niet meer hoe ze de dagen door moest komen.

Na een half jaar lag daar ineens een officieel uitziende brief van het ministerie van binnenlandse zaken. Deze brief was persoonlijk aan haar gericht en ze kreeg de vraag of ze misschien vanuit haar verleden bereid was om wat werk te verrichten. Als ze dit wilde moest ze naar het bankje gaan tegenover een verzorgingstehuis, het huis waar ze nu woont, dat leek haar toen der tijd een goede optie, om daar te gaan zitten en haar antwoord in een envelop onder de bank te plakken. Als ze het wilde doen zou ze er haar eerste opdracht vinden na een week. Ze glimlacht bij het idee, hoe veel spanning ze toen voelde, hoe ze zenuwachtig besloot het te doen. Ze zag het voor zich, weer in het verzet maar nu met een ander doel. Ze moest inlichtingen in een gesloten enveloppe ophalen in een land en meesmokkelen naar Nederland en deze dan weer onder de bank plakken. Ze mocht echter nooit kijken wie de enveloppe ophaalde of ophing, dat was één van de voorwaarden. Ze weet nog dat ze helemaal weer in haar hum kwam, ze had weer een doel, ze mocht er met niemand over praten dus ze moest wel iets verzinnen om dit goed aan te pakken. Ze bedacht allerlei plannen om dit zo goed mogelijk te doen.

Ze weet nog dat ze de eerste enveloppe kreeg haar eerste opdracht, 5 jaar geleden. Ze moest toen naar Turkije om daar een Nederlandse man te ontmoeten die haar een enveloppe mee zou geven met geheime informatie, dit moest ze meenemen en onder de bank plakken voor het verzorgingstehuis waar ze nu woont.

Wat was ze bang en wat vond ze het spannend allemaal, ze heeft geen idee wat er gebeurt met de informatie die ze ophaalt, maar ze weet wel dat ze belangrijk werk doet. De blauwe hoed met witte roos, is een herkenbaarheid geworden voor haar. Ze weet dat elke contact persoon weet dat ze die hoed draagt en zo vinden ze haar. Natuurlijk is die hoed alleen niet genoeg en is er per reis een codewoord dat ze moet onthouden, dat ze moet noemen als ze wordt aangesproken door iemand over haar bijzondere hoed. Ze is elke reis weer benieuwd wat haar zal overkomen, wie ze zal ontmoeten.

Het vliegtuig begint aan de daling, ze doet haar gordel vast en wacht tot ze is geland. Op het vliegveld zal ze haar visum krijgen, zal ze de gids ontmoeten van de reis en de mensen van de groep voor het eerst zien. Ze heeft geen idee wie dat zijn, dat is voor haar volledig onduidelijk, maar ze weet zeker dat het weer een prachtig avontuur gaat worden voor haar, zoals tot dusver elke reis dat is geweest.

Nog even, dan is ze er. Ze gaat naar het centrum van het vliegveld, krijgt de benodigde stempels en kan eindelijk in de bus stappen naar het hotel waar haar avontuur echt gaat beginnen.

De eerste nachten in een hotel vindt ze altijd lastig, ze moet wennen aan de geluiden, aan de mensen en aan de te zachte of te harde bedden.

Haar reis begint met een bezoek aan een heel oude stad, ze had er over gelezen maar inmiddels is ze al op zoveel plekken geweest waar oude Romeinse steden zijn dat het haar niet zo heel veel meer doet. Ze vindt het vaak een rommeltje.

Ze loopt wat rond met de groep en bekijkt intussen de mensen die met haar mee reizen, ze ziet niets bijzonders als ze eerlijk is, het zijn van die 100 in een dozijn mensen. Ze beseft ineens dat zij zelf ook zo over zal komen, niemand weet haar ware missie, niemand weet wat haar verleden is. Zij komt over als een oude dame die op reis is naar een land dat ze niet kent, maar wil leren kennen.

Ze heeft natuurlijk boekjes meegenomen waarin van alles over het land staat. Ze kijkt wel haar ogen uit, zeker naar de bewoners van het land zelf. Ze houdt zo wie zo haar ogen open omdat ze nooit weet wat er nog gaat komen. Inmiddels weet ze wel bijna zeker dat haar reisgenoten niet de dame bij zich hebben die ze moet zien te vinden. Haar blauwe hoed met witte roos zorgt ervoor dat ze goed zichtbaar is en er zijn al aardig wat opmerkingen over gemaakt door de andere reisgenoten. Het doet haar niets, ze gaat gewoon haar gang en kijkt haar ogen uit.

Het tweede uitje wat ze die week gaat maken, trekt haar enorm, ze gaat naar klein Petra, daar heeft ze veel over gelezen en ze weet ook dat het daar bijzonder zal zijn. Terwijl de gids alles vertelt over wat ze daar kunnen zien, de mensen aanraadt om vooral als ze iets willen kopen het hier te doen en niet bij Petra zelf, omdat deze mensen het geld echt nodig hebben. De gids waarschuwt de mensen ook om niets van kinderen te kopen of ze geld te geven, dit omdat de kinderen naar school moeten gaan, maar dat dus niet doen omdat ze zo geld verdienen, als ze geen geld verdienen dan zullen ze uiteindelijk wel weer naar school gaan. Nu geven nog teveel toeristen geld aan deze kinderen, die kopen er allemaal snoep voor, en gaan niet naar school. Terwijl iedereen uit de bus stapt, loopt zij als laatste de kloof door, ineens hoort ze iemand roepen, het is duidelijk Nederlands, terwijl ze rond kijkt, of ze iemand ziet, beseft ze dat ze zich ineens wel heel erg laat kennen, ze besluit om door te lopen en te doen alsof ze niets heeft gehoord.

Toch blijft het roepen doorgaan, iemand roept steeds: “Dame met de Blauwe hoed”, zij weet als geen ander dat dit niet de afgesproken tekst is, waarom zou ze dan reageren. Terwijl ze doorloopt hoort ze voetstappen die naar haar toe hollen. Ze denkt dat haar laatste uur is geslagen, dit was niet de bedoeling. Ze kijkt achterom en ziet een man aan komen rennen, hij blijft haar maar roepen, ze kijkt wanhopig om zich heen, waarom heeft ze ook niet beter opgelet waar haar groepsgenoten heen gingen, waarom loopt ze hier en is ze niet daar.

Terwijl ze sneller begint te lopen, hoort ze de voetstappen dichterbij komen. Ze zet het bijna op een lopen, ze weet dat ze het kan, ze oefent niet voor niets elke dag stiekem in het park als ze zogenaamd een rondje loopt. Ze houdt zich in, ze heeft haar handtas stevig vast en bedenkt dat ze er mee kan slaan en dan maar gillen of zo.

Plotseling voelt ze een hand op haar schouder, haar adem stokt in haar keel, ze kreunt licht, beseft dat ze door de mand is gevallen, en valt bijna van haar stokje.

Ze draait zich langzaam om en ziet dan die man staan, met een grote lach om zijn mond, hij buigt voor haar en geeft haar haar witte roos aan die van haar hoed was gevallen, wat ze niet had gemerkt. In het Nederlands zegt hij nog: “Niet schrikken dame met de blauwe hoed, ik breng u alleen een roos die van uw hoed is gevallen” Ze haalt opgelucht adem, lacht wat en zegt dan dat ze dankbaar is voor deze bloem en geeft deze man, die gebrekkig Nederlands spreekt een knuffel.

Ze bedankt hem uitbundig, weet niet hoe vaak ze moet zeggen hoe dankbaar ze is, omdat ze weet dat als ze die witte roos kwijt zou zijn haar hele missie in de soep zou lopen. Niemand zou haar dan herkennen en dan zou ze toch maar mooi met een groot probleem zitten als ze terug zou komen in Nederland, wie weet zou ze dan nooit meer een opdracht mogen doen.

Ze loopt langzaam terug naar de bus, stapt in en kijkt eens rond, de andere reisgenoten zijn er al, dus ze kunnen naar het hotel waar ze de nacht door zullen brengen. De volgende dag staat Groot Petra op de rol, waar ze zoveel over heeft gehoord dat ze dat beslist wil zien. Terug in het hotel gaat ze nog wat eten, praat ze wat met de mensen van de groep en besluit ze om naar haar kamer te gaan, de spullen die ze nodig heeft de volgende dag, klaar te leggen en te gaan slapen.

Als haar af wekker gaat beseft ze ineens dat het einde van de reis er aan zit te komen, nog maar een paar dagen en dan zit het er op.

Petra, de woestijn en daarna nog naar de Dode zee en haar reis is klaar, maar ze heeft nog niet de vrouw gevonden die ze moet zien met de voor haar zo belangrijke informatie.

Lichtelijk bezorgd kleedt ze zich weer aan, in een nette lange, dunne broek, een T-shirt met korte mouwen, een sjaal en ja hoor haar blauwe hoed met de witte roos, die ze gisteravond extra vast heeft gestikt, op haar hoofd. Haar rugzak heeft ze nu maar mee, haar handtas vond ze te onhandig, een rugzak gaat beter, omdat ze een  heel stuk zal moeten lopen vandaag.

Ze schuift bij een paar reisgenoten aan die al zitten te ontbijten, praat wat over koetjes en kalfjes en gaat naar haar kamer om haar spullen in te pakken, klaar te zetten voor het volgende hotel, loopt naar beneden en ziet dat men al klaar staat bij de bus om naar Petra te gaan

De busreis valt haar erg mee, al zit ze wel te zweten, de airco heeft het begeven en er is weinig hoop op dat het nog gaat lukken om deze te kunnen maken.

Bij aankomst in Petra, gaan ze de bus uit, lopen ze met elkaar naar de kloof die ze naar de verborgen stad zal brengen. Daar begint de lange wandeling die ze moet maken.

Ze loopt met de groep mee, de gids vertelt veel over de kloof, vertelt over de rotstekeningen waarop je een paar dromedarissen ziet getekend, met een handelaar, hij wijst op een plek waar men steentjes in gooit om zo het geluk af te dwingen, ze lopen langs een soort nis waar men mensen liet trouwen.

Het is een prachtige, maar wel lange wandeling die ze aflegt. Ze heeft het warm, maar of het door de hitte komt of door de spanning ze weet het niet, maar ze geeft niet op dat nooit. Ze is tenslotte niet zomaar 80 geworden, ze heeft niet voor niets een oorlog doorstaan, 10 kinderen gekregen en groot gebracht, al diverse missies volbracht dat ze zich door wat hitte zal laten kisten. Geen haar op haar hoofd die daar aan denkt.

Ze loopt mee met de groep en ziet dan ineens het wereldwonder dat gemaakt is ooit lang geleden, een prachtige tempel uitgehouwen in de rode rotsen. Ze hapt naar adem zo bijzonder vindt ze dit. Ze hoort maar half het verhaal van de gids, ze kan alleen maar wezenloos staren omdat ze dit zo bijzonder vindt, dit zo graag wilde zien en nu dus voor het eerst in het echt ziet. Ze is verbaasd.

Na enige tijd komt ze terug in het nu en kijkt om zich heen, en ziet een vrouw zwaaien met een paraplu. Ze kijkt nog een keer goed, ziet dat die vrouw haar wenkt met haar hand.

Ze kijkt om, ziet dat de gids nog steeds druk is met uitleggen van wat ze moeten zien, besluit om dan toch haar intuïtie te volgen en naar de vrouw toe te lopen.

Ze gaat er langzaam naar toe, loopt alsof ze wat loopt te dwalen, komt aan bij de vrouw. De vrouw kijkt haar aan en zegt het wachtwoord : “Witte rozen zijn mooier dan rode rozen”

Ze zelf zegt de zin: “Rode rozen staan voor de liefde, de witte rozen voor het afscheid”

De vrouw kijkt haar aan en geeft haar onopgemerkt een enveloppe, die zwaar aanvoelt. Ze weet wat dit betekent, deze inhoud is erg belangrijk en ze zal er goed op moeten passen. Ze knikt nog een keer naar de vrouw en loopt naar haar groep terug, ze hoort nog net de gids zeggen dat ze vrije tijd hebben tot half 3 en dat ze dan terug moeten zijn bij de bus. De tocht door de kloof duurt te voet ongeveer een half uurtje.

Dan kijkt de gids haar aan en vraagt aan haar waarom zij met de beroemde schrijfster uit Nederland heeft staan te praten. Zij heeft het boek geschreven over haar leven in een grot, als één van de weinig vrouwen die hier echt hebben gewoond. Ze kijkt met grote ogen naar de gids. Verzint dan maar dat ze haar boek wilde laten signeren, en dat ze de schrijfster herkende van de foto van haar boek. De gids kijkt haar aan, de andere reisgenoten zijn volop verbaasd, dat haar dit gelukt is.

Ze bedenkt zich meteen dat ze nog even terug zal moeten gaan, als ze niet op haar letten om een boek te kopen en die te laten signeren, zodat het niet teveel opvalt. Dom van haar dat ze daar niet meteen aan dacht dat te doen.

Na een middag door Petra te hebben gelopen, ze nog snel een handtekening en een boek heeft gescoord, vertrekt ze naar de bus, ze lijkt op wolken te lopen, haar missie is weer geslaagd tot dusver, nu alleen nog de enveloppe uit het land krijgen, maar dat is vast een fluitje van een cent, zoals altijd stopt ze deze gewoon in haar koffer.

Ze loopt naar haar kamer en gaat in haar bed liggen. Nu pas kan ze echt genieten, nog twee spannende dingen te doen, ten eerste een nacht in de woestijn, daarna nog de Dode zee, waar ze erg naar uit ziet, een keer drijven op water in plaats van er in te zinken.. het lijkt haar zo uniek.

Ze draait zich om en valt in slaap, morgen weer een dag. voorbij, ze geniet van de prachtige sterrenhemel in de woestijn, van het thee drinken terwijl de zon ondergaat, ze lacht, ze danst bij het kampvuur, praat met de mensen van de groep, haar hoedje ligt nu in haar tent, dat hoeft niet meer, ze geniet. Haar missie is volbracht en ze kan verder. De volgende dag gaan ze rechtstreeks naar de Dode zee, het is wat ze had verwacht, liggen op het water, ze geniet, ze voelt zich weer jaren jonger.

Stil denkt ze nog dat het jammer is dat haar man dit niet mee maakt, dat hij dit niet kan zien en ervaren. Dan schudt ze de gedachten van zich af en geniet gewoon voor twee.

Ze heeft het naar haar zin, ook deze dag vliegt voorbij, de avond in het hotel is zoals altijd voor haar, alles goed inpakken, ze wil het pakje wat ze mee moet nemen goed tussen haar kleding stoppen, de souvenirs die ze heeft gekocht voor haar kleinkinderen, zoals altijd een magneetje van het land, stopt ze voorin haar koffer, als laatste gaan haar ondergoed en toiletspullen in koffer, haar hoedje zet ze maar op dat is handiger denkt ze nog.

De volgende ochtend is het vroeg dag om 4 uur moeten ze klaar staan voor het ontbijt, daarna naar het vliegveld, afscheid nemen van de gids van het land dat ze nu heeft gevoeld. Ze voelt zich een gelukkig mens dat ze door haar geheime baantje als spion zoveel mooie dingen meemaakt. Ze denkt nog even wat is het toch mooi dat ze door dat wat ze in de oorlog heeft gedaan nu dit kan doen.

Dat men haar wist op te sporen en haar hiervoor heeft gevraagd.

Op het vliegveld is het altijd weer spannend, ze weet nooit wat er kan gebeuren. Terwijl ze haar bagage op de band zet, ze haar reisgegevens doorgeeft, komt er een groep agenten aan lopen. Ze schrikt, deze mannen komen op haar af, ze kijken naar haar, zeggen wat tegen elkaar in het Arabisch, ze beseft dat ze in de puree zit nu, dit was het dus, ze is doorzien, haar rol als spion is voorbij. Wie weet ook haar leven.

Ze sluit haar ogen en wacht maar af…

Terwijl ze afwacht totdat iemand haar aanraakt, blijkt dit niet te komen. De agenten lopen langs haar heen en lopen naar de douane waar ze met elkaar achter de douaniers gaan staan. Het is hun taak, het is de wisseling van de wacht. Nu ze door de douane heen is, haalt ze opgelucht adem, het is bijna volbracht. De reis van 5 uur in het vliegtuig is te overzien, dan nog door de douane, of als ze geluk heeft, kan ze zo doorlopen, dan is ze weer in Nederland en bijna thuis.

Haar missie is wederom volbracht.

Ze gaat met haar medereizigers de bus in, bij het vliegtuig worden ze vriendelijk onthaald door de mensen van de vliegmaatschappij. Dat moet ze toegeven de vriendelijkheid, de service die men biedt in het vliegtuig van de Jordaanse vliegmaatschappij is uniek en bijzonder, daar zouden heel wat vliegmaatschappijen wat van kunnen leren. Ze zoekt haar stoel op, pakt haar boek dat ze heeft gekocht in Jordanië en wil beginnen te lezen.

Ze slaat het boek open en ziet tot haar grote verbazing dat ze een Arabische versie heeft gekocht, dat kan ze dus niet lezen. De schrijfster heeft er nog een leuke tekst in gezet, “Lieve Zwaantje, mocht je dit boek helemaal uit hebben gelezen, de vertaling klaar hebben hoop ik je weer te ontmoeten in mijn mooie Petra” Liefs. Margarita. Ze glimlacht, sluit haar ogen en valt in slaap. Ze merkt niet eens meer dat er hapjes langskomen, dat mensen praten, dat er turbulentie is, ze is moe van deze reis. De ontspanning na haar missie is altijd zo heftig dat ze even weer bij moet komen.

Ze schrikt pas wakker als de stewardess haar zacht aanraakt en vraagt haar stoel recht op te zetten ze gaan landen. Schiphol is in zicht.

Het vliegtuig landt heel rustig. Ze besluit haar spullen te pakken, zet haar hoedje op, draait haar jas weer binnenste buiten zodat haar zwarte kant weer zichtbaar is, loopt naar de bagageband, waar ze wacht op haar spullen. Gelukkig is dit keer haar koffer ook goed meegekomen.

Ze neemt afscheid van iedereen en loopt naar de uitgang, ze kijkt nog één keer om, dit leven is nu weer een tijdje over, ze zal weer terug moeten in haar rol die ze zichzelf heeft opgelegd. Ze loopt naar de plek waar, zoals ze al van verre ziet, haar rollator staat. Ze haalt het slotje eraf en gaat naar de taxi standplaats. Ze kijkt nog even rond, stapt in en gaat naar huis.

De volgende dag is het eerste wat ze doet, haar spullen pakken, de was draaien en dan de enveloppe in een plastic zak stoppen en deze meenemen naar haar bankje.

Ze heeft dit keer grote rollen Duck tape mee genomen, omdat het zo’n zwaar pak is.

Terwijl ze eerst onschuldig zit te kijken, zet ze haar tas op haar schoot. Plakt grote stukken tape over de enveloppe en plakt hem onder het bankje. Ze kijkt nog even om als ze wegloopt, omdat ze zeker wil zijn dat niemand het pakje kan zien hangen als ze aan komen lopen.

Langzaam schuifelt ze naar haar flat, waar ze haar jongste zoon ziet staan voor de deur van haar kamer. Ze is blij hem te zien.

Ze vraagt hem binnen en hij vraagt hoe haar reis was. Ze vertelt hele verhalen over van alles en nog wat. Ze vertelt dat ze net even naar het park was om  de eendjes te voeren toen hij al voor de deur stond. Haar jongste zegt dat hij moet gaan, maar hij wilde even langs komen. Dat is zo gebruikelijk als ze op reis is geweest, altijd komt er dan even een kind van haar langs om te vragen hoe het is geweest, of ze weer veilig is aangekomen. Nadat haar zoon is vertrokken, zit ze met een glimlach om haar mond in haar kamer en denkt bij zichzelf “Jullie moesten eens weten wat ik allemaal in het geheim doe”

Een paar straten verderop belt haar jongste zoon met zijn oudste broer, missie volbracht zegt hij . Ik heb de enveloppe te pakken hoor, ze had hem goed vastgeplakt onder de bank. Margarita heeft er nogal werk van gemaakt, ze heeft heel veel gelukkig nieuwjaarkaartjes ingepakt voor ons allemaal.”

Zijn broer lacht, zegt dan dat hij dat al had verwacht, zo is zij.

De kinderen hadden met elkaar besloten dat ze hun moeder regelmatig op reis moesten sturen, omdat ze anders zo vreselijk depressief dreigde te worden. Hun oudste zus had (na een uitvoerig familieoverleg ) via een enveloppe van het ministerie van Binnenlandse zaken, waar ze werkte, een brief gemaakt waarin hun moeder werd gevraagd of ze in het geheim reizen wilde maken om zo vertrouwelijke informatie op te halen in diverse landen, omdat ze in de oorlog in het verzet had gezeten.

Ze hadden met elkaar afgesproken hoe ze het zouden doen, wat de code moest worden en hadden de daad bij het woord gevoegd.

Toen hun moeder had toegehapt, hadden ze elke maand een bedrag op een rekening gestort, de bestemming bepaald waar hun moeder dat jaar weer met de kerst heen zou gaan voor een geheime opdracht. En vooral gekeken naar landen waar vrienden of vrienden van vrienden woonden die hieraan mee wilden werken, zodat ze op die manier toch altijd weer óf een brief kregen, soms waren het kranten, soms gewoon mooie brieven met mooie teksten die hun moeder dan het land uit en in smokkelde. Margarita was meteen voor, ze vond het prachtig.

De kinderen zeggen elk jaar weer tegen elkaar: waar sturen we moeder dit jaar heen, en de vraag wat doen me met moeder deze kerst is inmiddels al opgelost: ze sturen haar naar een land waar één van de 10 kinderen of aangetrouwde kinderen een vriend heeft zitten die wel mee wil werken.

Hits: 116